Productaansprakelijkheid en schade voor onveilige producten
Wanneer een product gebrekkig is en schade veroorzaakt, is het soms mogelijk om de producent aansprakelijk te stellen. Een fout bij de fabricage of het ontwerp van een product kan dan ook grote gevolgen hebben en zelfs de dood veroorzaken. Dat bleek bijvoorbeeld nog in 2018 toen een Stint remproblemen had en uiteindelijk door een trein gegrepen werd. Een ontwerpfout bleek aan de basis te liggen. Gevaarlijke stoffen in producten kunnen ook een ongeboren kind aantasten.
Het is steeds mogelijk om de producent op basis van de klassieke foutaansprakelijkheidsleer aan te spreken, maar de foutaansprakelijkheid heeft wel een aantal beperkingen. Daarom is het voor de consumenten interessanter om zich op de productaansprakelijkheid van de producent te beroepen.
Foutaansprakelijkheid van producenten
Eenieder is aansprakelijk voor zijn fout die schade veroorzaakt en waarbij er een causaal verband bestaat tussen de fout en de schade. Dit is wat we de foutaansprakelijkheid noemen. Op basis hiervan is het steeds mogelijk om een producent aansprakelijk te stellen. Er moet dan wel altijd een fout worden bewezen.
Volgens de Hoge Raad handelt een producent onrechtmatig wanneer hij een product in het economisch verkeer brengt dat bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het bestemd was schade veroorzaakt. Hiervoor is wel vereist dat de producent daarvan op de hoogte was of kon zijn. Het is aan het slachtoffer om het een en ander te bewijzen.
Door de moeilijke bewijslast is het voor het slachtoffer vaak interessanter om zich op de hieronder besproken productaansprakelijkheidsregels te beroepen. Soms zal dat echter niet mogelijk zijn en zal de foutaansprakelijkheid, ondanks de vele moeilijkheden, een uitweg moeten bieden.
Problematiek van de foutaansprakelijkheid van producenten
Deze foutaansprakelijkheid zorgt ervoor dat slachtoffers vaak een zwakke positie hebben. Dat bleek bijvoorbeeld al in 1957 toen een Duits bedrijf Thalidomide (in Nederland bekend onder de naam Softenon) op de markt bracht, een wondermiddeltje tegen onder andere zwangerschapsmisselijkheid. Alleen bleek later dat het ook de oorzaak was van ruim 10.000 miskramen en kinderen die met ontbrekende of misvormde ledematen werden geboren.
Er heerste altijd onduidelijkheid over de vraag of de producent op de hoogte was van de nevenwerkingen. Zo werd het geneesmiddel ontwikkeld door farmacoloog dr. Heinrich Mückter, een man die tijdens de Tweede Wereldoorlog experimenten uitvoerde op Poolse gevangenen. Bovendien waren er grote gelijkenissen met een stof die door onderzoekers in Nazi-Duitsland werd ontwikkeld en dat werd uitgetest in concentratiekampen, onder andere in het kader van een ruimer euthanasieprogramma. De firma heeft altijd volgehouden dat er geen verband is tussen de twee en dat het de stof volledig zelf heeft ontwikkeld.
Voor benadeelden was het in ieder geval moeilijk om aan te tonen dat het Duits bedrijf aansprakelijk was, omdat ze daarvoor eerst een fout dienden te bewijzen. Dat wil zeggen dat benadeelden moesten bewijzen dat het bedrijf op de hoogte was van de gevaarlijke bijwerkingen. Als hen dat al lukte, zou het bedrijf bovendien alleen aansprakelijk zijn voor de schadeveroorzakende verkoop vanaf dat moment en niet voor de eerdere verkoop. Deze problematiek zorgde voor de ontwikkeling van verschillende fondsen voor de slachtoffers, maar plaatste ook vraagtekens achter de foutaansprakelijkheid van producenten.
Daarom heeft zich in talloze Europese landen de theorie van de risicoaansprakelijkheid ontwikkeld. Net omwille van het internationaal handelskarakter mondde het al in 1985 uit tot een Europese richtlijn productaansprakelijkheid die ook in het Nederlands Burgerlijk Wetboek is omgezet. De risicoaansprakelijkheid draait de bewijslast om en houdt in dat een producent aansprakelijk is voor een gebrekkig product, tenzij hij het tegendeel kan bewijzen. Dat kan enkel in welbepaalde gevallen. Wanneer er geen beroep op de productaansprakelijkheid kan worden gedaan, blijft het natuurlijk steeds mogelijk om zich te (trachten) beroepen op de foutaansprakelijkheid.
De Europese richtlijn productaansprakelijkheid is van toepassing in alle lidstaten van de Europese Unie en in Zwitserland, Liechtenstein, IJsland en Noorwegen. Het diende wereldwijd als voorbeeld voor productaansprakelijkheidshervormingen.
Productaansprakelijkheid in Nederland
De implementatie van de Europese richtlijn productaansprakelijkheid heeft ervoor gezorgd dat ook in Nederland een producent aansprakelijk is voor personenschade en privé-zaakschade veroorzaakt door een gebrekkig product. De productaansprakelijkheid is er ter bescherming van consumenten. Hieronder zijn de belangrijkste begrippen besproken.
Producent
De Europese richtlijn productaansprakelijkheid geeft aan dat de producent aansprakelijk is.
Voor de meeste mensen is het maar logisch dat een producent het bedrijf is dat het product, onderdeel of de grondstof produceert. Dat impliceert dan ook meteen dat een product meerdere producenten kan hebben. Bij de nieuwste iPhone is er bijvoorbeeld de producent van het scherm, van de batterij, van de geheugenchip enzovoort.
Daar stopt het niet want ook het bedrijf dat zijn merk, naam of onderscheidingsteken op het product aanbrengt is volgens de richtlijn een producent. Zelfs al zou Apple niks zelf produceren maar enkel zijn logo op de iPhone aanbrengen, toch is Apple nog steeds een producent. Hetzelfde valt bijvoorbeeld te zeggen over huismerkproducten die in de supermarkt worden verkocht.
Omdat de Europese regels natuurlijk niet zomaar mondiaal kunnen worden toegepast en producenten zich anders achter gunstige buitenlandse regelingen zouden kunnen verschuilen, heeft de richtlijn een oplossing voorzien zodat er toch een Europese aansprakelijke is. In dat geval is het de invoerder die het product commercieel importeert in de EER (Europese Economische Ruimte) die als producent wordt beschouwd. Een consument kan de importeur van in China, door een Chinese fabrikant, geproduceerde goederen dus gewoon aanspreken.
Ten slotte is het mogelijk dat zowel de producent als de importeur onbekend zijn. In dat geval worden leveranciers met een producent gelijkgesteld. De consument kan dan elke leverancier aanspreken. Als de leverancier daarop de identiteit van de producent of zijn leverancier geeft, is deze leverancier bevrijd. Hierdoor kunnen leveranciers zich niet achter logistieke ketens verschuilen en moeten zij een actieve bijdrage leveren aan het opsporen van de producent.
Gebrekkig product
De Europese richtlijn productaansprakelijkheid heeft alleen betrekking op producten. Het begrip "producten" wordt echter breed geïnterpreteerd en omvat meer dan alleen fysieke roerende zaken, zoals bijvoorbeeld een flesje parfum of een televisietoestel. Het omvat onder andere:
Roerende zaken
Roerende zaken die onderdeel zijn gaan vormen van andere roerende zaken (bv. batterij van een smartphone)
Roerende zaken die later een onderdeel zijn gaan vormen van een onroerende zaak (bv. de bakstenen waarmee een woning werd gebouwd)
Elektriciteit
Software dat op een tastbare drager staat
Landbouwproducten
Jachtproducten
Menselijk materiaal dat van het lichaam is afgescheiden (bv. sperma en bloed)
Het volstaat echter niet dat het product schade veroorzaakt. Het product moet daarnaast ook gebrekkig zijn. Dat is het geval wanneer het niet de veiligheid heeft die men ervan mag verwachten, rekening houdende met alle relevante omstandigheden. Dergelijke verwachtingen staan los van de producent, maar ook van de subjectieve verwachtingen die een individuele consument kan hebben. Wel belangrijk zijn de gerechtvaardigde verwachtingen van het grote publiek en daarbij spelen verschillende factoren een rol. Ze zijn hieronder weergegeven.
De presentatie van het product
Door een product op een bepaalde manier te presenteren, kan een producent gerechtvaardigde verwachtingen hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om de presentatie van het product in de winkel of tijdens reclamespotjes op televisie. Anderzijds kunnen eventuele waarschuwingen en aanvullende informatie in de gebruiksaanwijzing de gerechtvaardigde verwachtingen van een product beperken. Niet voor niets krijgen medicijnen altijd ellenlange bijsluiters boordevol waarschuwingen.
Redelijke verwachtingen
Ook andere redelijke verwachtingen die niet uit de presentatie van het product voortvloeien, spelen een rol. De producent moet er dan ook rekening mee houden dat gebruikers niet altijd met alle instructies en voorschriften rekening houden. Zo kan een klein kind ongeacht alle waarschuwingen toch speelgoed inslikken of kan iemand de deodorant toch op de kleding aanbrengen. De consument verwacht in enige mate dat de producent anticipeert op beperkt onvoorzichtig gedrag en daarom blijft de risicoaansprakelijkheid van toepassing.
Een producent hoeft geen rekening te houden met onredelijke verwachtingen van gebruikers. Als iemand bijvoorbeeld deodorant als vlammenwerper gebruikt en zijn handen daardoor verbrandt, kan deze persoon zich niet beroepen op de productaansprakelijkheid van de producent.
Geest van zijn tijd
Of een product al dan niet gebrekkig is, moet bekeken worden op het moment dat het product in het economisch verkeer werd gebracht. De veiligheidseisen en de kennis van dat moment staan daarbij centraal. Een auto wordt dan ook niet gebrekkig omdat er later nieuwe eisen worden gesteld aan nieuwe voertuigen. Ook de wetenschappelijke kennis van dat moment speelt natuurlijk een rol.
Dit geldt ook in de omgekeerde richting: volgens de geest van zijn tijd moet er rekening worden gehouden met de algemene bekendheid van bepaalde risico's. Hier mag niet al te lichtzinnig mee worden omgegaan, maar zo weet iedereen intussen wel dat alcohol bewusteloosheid of ademdepressie kan veroorzaken. Daarvoor kan men dan ook niet zomaar de productaansprakelijkheid inroepen. Dat is natuurlijk niet het geval wanneer er een gedeeltelijk ontbonden slak uit het flesje valt, zoals dat het geval was in de bekende slak-in-de-fles-zaak Donoghue vs. Stevenson.
Fabricagegebrek of ontwerpgebrek
Bij de beoordeling van productaansprakelijkheid wordt er rekening gehouden met de aard van het gebrek. Zo wordt de productaansprakelijkheid uitgebreider voor fabricagefouten, zoals een onzorgvuldige bevestiging van de batterij in een smartphone, dan voor ontwerpfouten, zoals een onveilig ontwerp van een smartphone waardoor de batterij eenvoudiger oververhit kan raken.
De redenering hierachter is dat een consument redelijkerwijs niet hoeft te verwachten dat er fouten worden gemaakt tijdens het productieproces. Dit gaat zelfs zo ver dat patiënten 100% veilige producten mogen verwachten. Een voorbeeld daarvan vinden we terug in de zaak A and Others v National Blood Authority and Another. In deze zaak waren verschillende patiënten na een bloedtransfusie besmet met hepatitis C en zij riepen de productaansprakelijkheid in ten aanzien van de NBA (National Blood Authority). Ten aanzien van bloed geldt wetenschappelijk gezien een foutenmarge van 0,001% en er bestaat dan ook altijd het risico dat bloed hiv, hepatitis C of een ander virus bevat. Desondanks oordeelde de rechter dat consumenten hier gerechtvaardigd mogen verwachten dat de foutenmarge 0% is. Voor de overige 0,001% zal de productaansprakelijkheid dan ook altijd een rol spelen.
Bij ontwerpgebreken mogen consumenten niet zo'n beperkte foutenmarge verwachten. Wat de consument al dan niet mag verwachten, moet geval per geval bekeken worden. Zo mag men van het ontwerp van een nieuw televisietoestel verwachten dat het na veelvuldig gebruik oogschade voor 100% voorkomt. En van het ontwerp van cytostatica mag een consument natuurlijk veel meer bijwerkingen verwachten dan van het ontwerp van pijnstillers.
Personenschade en privé-zaakschade
De Europese richtlijn is enkel van toepassing ten aanzien van personenschade. Hieronder vallen lichamelijke letsels en de dood. Ook privé-zaakschade valt hieronder. Het gaat dan bijvoorbeeld om schade aan het gehoortoestel of aan de kleding bij een ontploffende smartphone. Er is sprake van privé-zaakschade als het product voor privégebruik is bestemd en door het slachtoffer ook hoofdzakelijk in de privésfeer werd gebruikt.
Andere vormen van schade vallen niet onder de bepalingen van deze richtlijn. Denk bijvoorbeeld aan commerciële zaakschade. Hierbij is het natuurlijk wel mogelijk om een schadevergoeding te claimen, maar dan gelden de klassieke bepalingen van de foutaansprakelijk. Het slachtoffer moet met andere woorden opnieuw de fout van de producent bewijzen.
Schadevergoeding bij een gebrekkig product
Eerder hadden we het al over de ruime definitie van de producent. Deze ruime definitie houdt in dat er meerdere producenten aansprakelijk kunnen zijn voor de volledige schade. We spreken in dat geval van een hoofdelijke aansprakelijkheid. Dat wil zeggen dat de consument kan kiezen welke producent hij aanspreekt en dat deze producent de volledige schade moet vergoeden. Deze producent kan het aansprakelijkheidsaandeel van de andere producenten dan bij hen verhalen.
Beperkte bewijslast
De bewijslast voor de schadelijder is beperkter, maar dat wil niet zeggen dat het slachtoffer niks meer hoeft te bewijzen. Het volstaat voor het slachtoffer wel om aan te tonen dat het product gebrekkig was (i.p.v. dat de producent een fout heeft gemaakt), dat hij schade heeft geleden (net zoals bij de foutaansprakelijkheid) en dat er een causaal verband bestaat tussen het gebrek en de schade (i.p.v. een causaal verband tussen de fout en de schade).
Hierbij zijn de nationale bewijsregels van de Europese lidstaten wel gewoon van toepassing. De Hoge Raad heeft op deze manier de bewijsregels verder versoepeld en bewijsvermoedens toegelaten. In sommige gevallen wordt de bewijslast dan ook omgekeerd: louter het ontstaan van de schade doet vermoeden dat een product gebrekkig was en de producent moet vervolgens het tegendeel bewijzen. De consument moet dan enkel bewijzen dat zijn smartphone ontploft is en dat doet vermoeden dat de smartphone gebrekkig was. Als de producent het tegendeel niet kan bewijzen, is alvast het gebrekkigheidsbewijs geleverd.
Schadevergoeding bij schade door onveilige producten
De risicoaansprakelijkheid geldt enkel ten aanzien van schade dat de dood of een lichamelijk letsel tot gevolg heeft of schade aan privézaken. De algemene regels zijn:
Bij privé-zaakschade gaat het niet om schade aan het gebrekkig product zelf
Bij privé-zaakschade geldt er een “franchise” van 500 euro
De risicoaansprakelijkheid geldt niet voor producten die zakelijk of commercieel worden gebruikt
De risicoaansprakelijkheid geldt niet voor zuiver financiële schade
Immateriële schade komt ook voor vergoeding in aanmerking (bv. pijnschade, verdriet enzovoort)
Wat de franchise betreft, heerst er onduidelijkheid over hoe dit moet worden geïnterpreteerd. Hierover bestaat nog geen Europese rechtspraak. In Duitsland interpreteert men dit bijvoorbeeld door het echt als een eigen risico te beschouwen. Bij 600 euro zaakschade bedraagt de vergoeding dan 100 euro. In Nederland vertrekt men van eerdere uitspraken van het Europees Hof van Justitie die aangeven dat de franchise het doel heeft om zaken van gering belang niet toe te laten. Daarom wordt de franchise in Nederland als een drempelbedrag geïnterpreteerd: enkel privé-zaakschade van meer dan 500 euro komt voor vergoeding in aanmerking, maar de producent moet dan wel het volledige bedrag vergoeden. 600 euro privé-zaakschade resulteert volgens de Nederlandse rechter dan ook in een schadevergoeding van 600 euro, maar bij 499 euro privé-zaakschade wordt er niet over een schadevergoeding gesproken.
Verweermiddelen van de producent
Het is voor de producent niet mogelijk om zich van zijn aansprakelijkheid te exonereren. Wanneer er in de algemene voorwaarden staat dat de producent niet aansprakelijk is voor een gebrek aan zijn product, dan is zo'n bepaling vernietigbaar. Het is de producent wel toegestaan om zijn aansprakelijkheid uit te breiden, maar zo gek zijn producenten natuurlijk niet.
De producent kan zich wel altijd op de verjaring beroepen. De verjaringstermijn bedraagt 10 jaar nadat het product in het verkeer werd gebracht en 3 jaar nadat het gebrek bekend was. Daarom is het voor de consument belangrijk om steeds tijdig actie te ondernemen, maar ook om gebrekkige producten niet te blijven gebruiken, maar om het gebrek aan de producent te melden. Anderzijds brengt dit ook problemen met zich mee. Bij producten die pas na een incubatietijd van langer dan 10 jaar schade veroorzaken, is het per slot van rekening niet mogelijk om de productaansprakelijkheidsleer toe te passen.
Daarnaast beschikt de producent over zes verweermiddelen om zich tegen de aansprakelijkheidsclaim te verweren. Het is de producent die het bewijs moet leveren. Deze zes verweermiddelen volgen uit de Europese richtlijn en zijn ook terug te vinden in artikel 6:185 lid 1 BW. Ze zijn hieronder weergegeven. Wanneer de producent een van deze verweermiddelen inroept, wil dat nog niet zeggen dat de producent niet op basis van de foutaansprakelijkheid kan worden aangesproken. Enkel wordt de bewijslast voor het slachtoffer groter.
1. De producent heeft het product niet in het economisch verkeer gebracht
De productaansprakelijkheid speelt alleen een rol voor producten die ook in het economisch verkeer worden gebracht. Het zou niet redelijk zijn om de productaansprakelijkheid toe te passen op producten die nog voor de releasedatum op de zwarte markt werden gekocht of die tijdens de testfase werden gestolen.
Verder wordt dit verweermiddel wel streng getoetst. Zo is een product in het economisch verkeer gebracht eenmaal het ter beschikking van derden wordt gebracht. Denk bijvoorbeeld aan een nieuwe smartphone die al voor de releasedatum ter beschikking wordt gesteld van een groothandel of aan een persoon die tijdens een bedrijfsbezoek een glaasje wijn krijgt aangeboden van het nieuwe brouwsel dat nog niet wordt verkocht. Voor werknemers geldt dit anderzijds niet, maar zij kunnen zich steeds op de werkgeversaansprakelijkheid beroepen.
2. Het gebrek bestond nog niet op het moment dat het product in het economisch verkeer werd gebracht
Als de producent kan bewijzen dat het gebrek nog niet bestond toen het product in het economisch verkeer werd gebracht, is de producent niet aansprakelijk. In dat geval is het gebrek dan ook door andere redenen ontstaan:
Onoordeelkundig gebruik
Schuld van het slachtoffer
Gevolg van normale slijtage (opgelet: abnormaal snelle slijtage valt hier niet onder)
Enzovoort
3. Productie voor een niet-economisch doel
Wanneer een producent een product maakt zonder een economisch doel, gelden de productaansprakelijkheidsregels niet. Hiervoor is vereist dat:
Het product niet werd gemaakt met de bedoeling om het te verkopen of een ander economisch doel te dienen
Het product niet werd gemaakt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf
Dit verweermiddel is met name ontwikkeld om particulieren te beschermen. Een vriendelijke buurvrouw die tomatensoep maakt kan niet op basis van de productaansprakelijkheid worden aangesproken als er een slak in de soep zit.
Dit verweermiddel is enigszins verwarrend. Volgens de vaste rechtspraak is per slot van rekening enkel het onderscheid tussen particuliere en niet-particuliere productie belangrijk. Zo oordeelde het Europees Hof van Justitie dat niet-particuliere producenten die geen economisch doel dienen, zoals een openbaar ziekenhuis, zich niet op dit verweermiddel kunnen beroepen.
4. Dwingende overheidsvoorschriften
Wanneer een gebrek het gevolg is van het respecteren van dwingende overheidsvoorschriften geldt de productaansprakelijkheid niet. Hiervoor moet de overheid hebben aangegeven hoe een producent een product moet maken en moet het gebrek ook echt hierdoor ontstaan.
Dit zal zich in de praktijk echter niet snel voordoen. Een ontwikkelaar van een coronavaccin die een beroep doet op spoedprocedures waarbij cruciale stappen worden overgeslagen, kan zich hier bijvoorbeeld niet op beroepen omdat de overheid niet heeft aangegeven hoe het vaccin moet worden samengesteld.
5. Producent van grondstoffen of onderdelen van producten
Wanneer een product bestaat uit verschillende onderdelen of grondstoffen, kan het voorkomen dat een gebrek niet aan het eindproduct zelf te wijten is, maar aan één van de onderdelen of grondstoffen die door een andere producent zijn geleverd. In dat geval kan de producent van dat onderdeel of die grondstof niet op basis van de productaansprakelijkheid worden aangesproken. Een voorbeeld hiervan is wanneer een batterij in een smartphone oververhit raakt doordat de smartphonebouwer, ondanks duidelijke instructies van de batterijproducent, de batterij op een verkeerde manier koelt. In dit geval is de batterijproducent niet aansprakelijk op basis van de productaansprakelijkheid, maar geldt deze vorm van aansprakelijkheid wel ten aanzien van de smartphonebouwer.
6. Ontwikkelingsrisico
De producent is ten slotte niet aansprakelijk als hij, op basis van de technische en wetenschappelijke kennis die er was op het ogenblik dat het product in het verkeer werd gebracht, onmogelijk kon weten dat het product gebrekkig was. Hierbij moet worden uitgegaan van de beschikbare en toegankelijke kennis op het meest geavanceerde niveau. Er moet dus niet enkel worden gekeken naar de kennis die op het huidig industrieniveau aanwezig was, maar ook om publicaties in internationale en wetenschappelijke tijdschriften.
Wanneer bepaalde informatie niet gepubliceerd is maar door andere bedrijven of overheidsinstanties geheim wordt gehouden, kan het inderdaad dat de producent hier niet van op de hoogte was of hoorde te zijn. Ook wanneer bepaalde wetenschappelijke kennis in een enkel wetenschappelijk tijdschrift werd gepubliceerd en dit in een niet-primaire taal, hoeft de producent hier niet mee bekend te zijn. De producent hoeft ten slotte geen rekening te houden met kennis van twijfelachtige oorsprong.
De Europese richtlijn staat echter wel nationale uitzonderingen op deze verweergrond toe. Lidstaten kunnen er dan ook voor kiezen om (in sommige gevallen) de productaansprakelijkheid te doen gelden, zelfs als de producent niet op de hoogte was of kon zijn van het gebrek. Volgende landen hebben zo'n uitzondering voorzien:
Land | Uitzondering |
---|---|
Luxemburg | Algemene uitsluiting van dit verweermiddel |
Finland | Algemene uitsluiting van dit verweermiddel |
Spanje | Uitsluiting voor de ontwikkeling van geneesmiddelen |
Frankrijk | Uitsluiting voor de “productie” van bloed en bloedproducten |
Duitsland | Uitsluiting voor producenten van geneesmiddelen |
Productaansprakelijkheidsverzekering afsluiten
De productaansprakelijkheid van een producent of zelfs van een invoerder of leverancier kan hoog oplopen, zeker als er sprake is van letselschade of een overlijden. Bedrijven kunnen zich hier echter voor verzekeren. Hiervoor bestaan er productaansprakelijkheidsverzekeringen, maar veel overkoepelende bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeringen bieden alvast een goede dekking voor productaansprakelijkheid. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met uitsluitingen. Zo dekken veel productaansprakelijkheidsverzekeringen standaard geen aansprakelijkheidsclaims uit de Verenigde Staten, onder andere door het verhoogde risico op torenhoge schadeclaims.
Productaansprakelijkheid en algemene voorwaarden
De producent of verkoper kan de productaansprakelijkheid niet zomaar uitsluiten of beperken in de algemene voorwaarden. Een dergelijke bepaling in de algemene voorwaarden kan nietig worden verklaard als deze in strijd is met de Europese richtlijn productaansprakelijkheid. Dit geldt ook voor bepalingen die de verjaringstermijn verkorten of uitsluiten.
Veelgestelde vragen over productaansprakelijkheid
Productaansprakelijkheid is een belangrijk onderwerp als het gaat om de veiligheid van producten die op de markt worden gebracht. Het kan immers gebeuren dat een product gebrekkig is en hierdoor schade veroorzaakt. Deze FAQ over productaansprakelijkheid biedt je een beter inzicht in wat productaansprakelijkheid inhoudt, wie er aansprakelijk gesteld kan worden en welke rechten en plichten er gelden voor consumenten en producenten.
Wat kan een producent doen om productaansprakelijkheid te voorkomen?
Exoneratieclausules zijn niet mogelijk, waardoor de focus toch wel komt te liggen op preventieve acties. Denk daarbij aan het zorgvuldig kiezen van leveranciers, het grondig controleren van ontvangen grondstoffen en onderdelen, het voeren van kwaliteitscontroles, het uitvoerig testen van nieuwe producten, het bijhouden van nieuwe wetenschappelijke en technische kennis enzovoort. Daarnaast is het belangrijk om consumenten goed en correct te informeren door heldere gebruiksaanwijzingen op te stellen. Let ten slotte ook op met reclame-uitingen en zorg ervoor dat er op die manier geen foute verwachtingen worden geschapen.
Wat kan een leverancier van grondstoffen of onderdelen doen om productaansprakelijkheid te voorkomen?
Hier gelden dezelfde aanbevelingen als bij producenten. Ook hier is het met andere woorden belangrijk om preventieve maatregelen te treffen. Daarnaast is het belangrijk om te werken met leveringsvoorwaarden. Hierbij kan worden aangegeven onder welke voorwaarden producten aan de fabrikant worden geleverd. Hierdoor kan de leverancier zich eenvoudiger op het eerder aangehaalde vijfde verweermiddel beroepen.
Wat moet een producent doen als een product onveilig blijkt te zijn?
De Europese richtlijn inzake algemene productveiligheid geeft aan dat producenten ook nadat het product in het economisch verkeer werd gebracht de veiligheid moet monitoren. De producent moet dan ook blijvend de wetenschappelijke en technische kennis opvolgen. Als hieruit of uit een schadeclaim blijkt dat een product onveilig is, moet de producent op een passende manier actie ondernemen. Het gaat dan om het waarschuwen van consumenten en/of het uit de handel nemen van producten en/of producten van bij de kopers terugroepen. Hoe groter het risico voor de consument is, hoe verder de te treffen acties gaan.
Kan een producent niet rommelen met zijn aansprakelijkheid door een product fictief in het economisch verkeer te brengen?
Deze vraag werd eerder al behandeld in de zaak-O'Byrne. Toen werd O'Byrne in november 1992 gevaccineerd door een product dat werd geproduceerd door het Franse bedrijf APSA. Dit Franse bedrijf had het product in september 1992 voor het eerst geleverd aan haar dochtermaatschappij APMSD. Toen O'Byrne hersenbeschadiging opliep, riep hij in oktober 2002 de productaansprakelijkheid in tegen het Franse bedrijf APSA. Volgens APSA was de claim echter een maandje eerder verjaard omdat ze het product al in september 1992 aan haar dochtermaatschappij leverden. Volgens de daaruit voortvloeiende rechtspraak moet hiervoor worden nagegaan of de moedervennootschap de dochtervennootschap daadwerkelijk controleert. Indien dat het geval is, en rommelen mogelijk is, geldt de levering niet als in het verkeer brengen en begint de verjaringstermijn niet te lopen. Rommelen met verjaringstermijnen is in theorie dan ook niet mogelijk.
Dekt een productaansprakelijkheidsverzekering ook terugroepacties?
In vrijwel alle standaard (product)aansprakelijkheidsverzekeringen zijn terugroepacties uitdrukkelijk uitgesloten. Vaak is het wel mogelijk om een extra dekking voor recall-acties aan de verzekeringspolis toe te voegen of een aparte recall-verzekering af te sluiten. Dergelijke verzekeringen zijn vrijwel altijd maatwerk en de premie zal onder andere afhankelijk zijn van de geproduceerde goederen en de omzet van de onderneming.